Juridische benadering van SyRI-cas verhult risico’s van data-innovatie door overheid

De kernvraag in het rumoer rond SyRI is niet of het juridisch eigenlijk wel mag, maar of we dit als burgers eigenlijk wel willen. Die laatste vraag ontbreekt in het debat rond het gewraakte fraude-opsporingssysteem, terwijl het de eerste is die gesteld zou moeten worden. En niet alleen in het domein van digitale innovatie. Urgenda, die jammerlijke toeslagen-affaire en nu weer SyRI: de overheidsprocessen zouden van wetgeving tot en met innovatie enorm opknappen van een vleugje ethiek.

De afwezigheid daarvan schitterde ook bij het opstellen van de wet SUWI, die de ongebreidelde SyRI koppeling van databestanden en -technologieën mogelijk maakte. Wie de moeite neemt in het vonnis de standpunten van de Staat te lezen, valt van de ene verbijstering in de andere.

  • Zo is SyRI gebaseerd op het beginsel dat alle burgers verdacht zijn tot het tegendeel is bewezen. Sinds Stalin willen we toch eigenlijk niet meer zo met burgers omspringen.
  • Het taalgebruik suggereert dat de opstellers dit uitstekend begrepen maar zich daardoor niet lieten weerhouden. Zo heet een verdachte woning in het systeem niet een verdachte woning maar een ‘verwonder adres’, waar ‘hulp’ op af moet. Je hoort George Orwell juichen over zulke creatieve NewSpeak.
  • Steunfraude zou de benodigde solidariteit voor sociale zekerheid schaden. Pardon? Een digitale drijfjacht met anonieme algoritmen in volkswijken brengt zeker nieuwe warmte tussen burgers en staat? Integendeel. Het creëert juist een argwaan die burgers terughoudend maakt in het delen van data. Het heeft in het vonnis zelfs een naam: het chilling effect.

De vraag die onwillekeurig rijst, is wat de bedenkers van SyRI er toch zo van weerhouden heeft om even stil te staan bij de ethische kant van dit systeem. Was er tussen alle juridische en technische scherpslijperij nergens 3 milliseconden te vinden voor de vraag of we dit eigenlijk wel willen?

Natuurlijk zou je die vraag ook kunnen neerleggen bij het parlement, dat overigens over zichzelf struikelt in zelfverwijten over het gemak waarmee SUWI destijds door de Kamers is gegleden. Die 3 milliseconden hadden bij de volksvertegenwoordigers zeker ook niet misstaan.

Het gevaar is evenwel dat we het ambtenaren-apparaat dan onwillekeurig vrijpleiten van de verplichting ook zelf hun werk te toetsen aan de menselijke maat. De SyRI-case suggereert dat ook het ambtenaren apparaat een gat vertoont waar je een eigen geweten zou verwachten.

Dat deze reflectie ontbreekt in het ontwikkelproces van nieuwe datatoepassingen is op zich reden tot actie. Maar dat het ook heeft ontbroken in de opstelling van wetten waaraan dergelijke innovaties vervolgens worden getoetst, is ronduit bedreigend voor het vertrouwen in de democratische rechtsstaat. Het is tot daaraan toe dat overheid steeds vaker over de Nederlandse wet struikelt. Maar dat nationale wetgeving moet worden teruggefloten door Europese, is ontoelaatbaar.

Wat het geheel een onmenselijk tintje geeft is niet alleen de opportunistische kilheid waarmee de overheid gewoon probeert hoe bont ze het kan maken. Ook de collateral damage die haast achteloos juist de zwaksten treft stemt tot nadenken.

De overheid doet er goed aan zich te realiseren dat zij slechts kan functioneren zolang het volk haar vertrouwt; dat vertrouwen krijgen begint met vertrouwen geven; en dat burgers a priori behandelen als fraudeurs haar eigen functioneren per definitie ondermijnt.

We zouden kunnen beginnen met een veilige website waar bezwaarde ambtenaren hun ethische zorgen over projecten anoniem kunnen ventileren. Als werknaam is: ‘www.hier-klikken.nl‘ wellicht een idee. Dat zal die SyRI-ontwikkelaars in elk geval aanspreken.

Louis Huyskes