Niks te verbergen en toch veel te zien.

De grote datatechnologie bedrijven kennen jou beter dan jij jezelf. Naast de filosofische vraag of je eigenlijk iets te verbergen hebt is er de wat directere vraag: hoe voelt het dat iedereen alles van je kan zien. Je gaat tenslotte ook niet in je blootje over straat. Of wel?

Tijdens een werksessie over het onderwerp ‘vertrouwen en innovatie’ zette één deelnemer de discussie even scherp neer: “Doe niet zo moeilijk, ik heb geen geheimen en ze mogen alles van me weten. Lekker makkelijk. Zo!”

Het spervuur van vrolijke vragen dat vervolgens losbarstte (O ja? Wat verdien je? Wel eens vreemd gegaan? Wat drink je nou gemiddeld? etc.) doorstond ze moeiteloos. In haar naakte data stond ze zelfverzekerd voor de groep. Waarna de discussie zich omdraaide naar de data-dressed: blijkbaar hadden wij wél geheimen.

Die zat. De rest van het gezelschap voelde er inderdaad geen moer voor om ook als data-nudist door het leven te gaan. Maar toch: met zo’n omkering van de bewijsvoering verdraai je eigenlijk de essentie van de vraag. Het gaat er toch niet om of ik geheimen heb. Maar of ik überhaupt geheimen mag hebben.

Of ik ’s nachts de echtelijke sponde verlaat om stiekem met treintjes te spelen gaat in principe niemand wat aan. Met de kreet ‘je hebt toch niks te verbergen?’ zien we van achter die onschuldige huisjes en boompjes evenwel een plicht tot volslagen transparantie opdoemen.

Dat is andere koek. Waar eindigt die transparantie bijvoorbeeld? Is mijn keuze in het stemhokje al voorspelbaar? En wat betekent dat voor het kiezersgeheim? Maakt het de autoverzekeraar nog uit waaróm ik met 180 km/h op weg was naar het kinderziekenhuis? Hoe kan ik mijn lieve vriendin nog verrassen als Google eerder weet welk verjaardagscadeau ik gaat kopen dan ik zelf? En natuurlijk de vraag op ieders lippen: mag ik een binge worthy Netflix serie er ongestraft in één keer doorheen jagen of krijg ik dat toch ergens op mijn brood?

Als we zo door gaan wordt het weerbericht nog de grootste bron van thrills in deze samenleving. Brrr.

Je kunt je natuurlijk afvragen hoe we hier mee om moeten gaan. Aan de ene kant staan de mensen die we maar even de Jesse Klavers noemen: ‘Alles wat mensen in elkaar hebben gezet, kunnen mensen ook weer veranderen.’ Aan de andere kant staan de Pandora’s van deze wereld: ‘Wat je eenmaal hebt bedacht, krijg je nooit meer terug in de doos.’

In de geschiedenis van de mensheid is er nog nooit een dubieuze innovatie succesvol tegengehouden. Dynamiet, kernbommen, genetische manipulatie: het kwam er gewoon en we hebben er daarna mee leren leven.

Zo ook met data-transparantie. De vraag is niet of dataverzamelende organisaties op een gegeven moment meer van ons weten dan wijzelf. Maar hoe die organisaties en wij daar uiteindelijk samen mee omgaan. Organisaties zullen daartoe ons vertrouwen moeten verdienen.

Gaan die organisaties daarbij genoeg hebben aan een bekende set ‘kernwaarden’ op de corporate site? Worden ze afgerekend op de consequente uitvoering daarvan in alles wat ze doen? Of wachten we tot de overheid haar stalen net van wet- en regelgeving over ons heeft laten neerdalen?

Ik heb daar wel een mening over maar die houd ik nog even voor mezelf.

Er moet tenslotte wat te raden overblijven.

Louis Huyskes is board member Human and Tech institute (HTi)