Juridische benadering van SyRI-cas verhult risico’s van data-innovatie door overheid

De kernvraag in het rumoer rond SyRI is niet of het juridisch eigenlijk wel mag, maar of we dit als burgers eigenlijk wel willen. Die laatste vraag ontbreekt in het debat rond het gewraakte fraude-opsporingssysteem, terwijl het de eerste is die gesteld zou moeten worden. En niet alleen in het domein van digitale innovatie. Urgenda, die jammerlijke toeslagen-affaire en nu weer SyRI: de overheidsprocessen zouden van wetgeving tot en met innovatie enorm opknappen van een vleugje ethiek.

De afwezigheid daarvan schitterde ook bij het opstellen van de wet SUWI, die de ongebreidelde SyRI koppeling van databestanden en -technologieën mogelijk maakte. Wie de moeite neemt in het vonnis de standpunten van de Staat te lezen, valt van de ene verbijstering in de andere.

  • Zo is SyRI gebaseerd op het beginsel dat alle burgers verdacht zijn tot het tegendeel is bewezen. Sinds Stalin willen we toch eigenlijk niet meer zo met burgers omspringen.
  • Het taalgebruik suggereert dat de opstellers dit uitstekend begrepen maar zich daardoor niet lieten weerhouden. Zo heet een verdachte woning in het systeem niet een verdachte woning maar een ‘verwonder adres’, waar ‘hulp’ op af moet. Je hoort George Orwell juichen over zulke creatieve NewSpeak.
  • Steunfraude zou de benodigde solidariteit voor sociale zekerheid schaden. Pardon? Een digitale drijfjacht met anonieme algoritmen in volkswijken brengt zeker nieuwe warmte tussen burgers en staat? Integendeel. Het creëert juist een argwaan die burgers terughoudend maakt in het delen van data. Het heeft in het vonnis zelfs een naam: het chilling effect.

De vraag die onwillekeurig rijst, is wat de bedenkers van SyRI er toch zo van weerhouden heeft om even stil te staan bij de ethische kant van dit systeem. Was er tussen alle juridische en technische scherpslijperij nergens 3 milliseconden te vinden voor de vraag of we dit eigenlijk wel willen?

Natuurlijk zou je die vraag ook kunnen neerleggen bij het parlement, dat overigens over zichzelf struikelt in zelfverwijten over het gemak waarmee SUWI destijds door de Kamers is gegleden. Die 3 milliseconden hadden bij de volksvertegenwoordigers zeker ook niet misstaan.

Het gevaar is evenwel dat we het ambtenaren-apparaat dan onwillekeurig vrijpleiten van de verplichting ook zelf hun werk te toetsen aan de menselijke maat. De SyRI-case suggereert dat ook het ambtenaren apparaat een gat vertoont waar je een eigen geweten zou verwachten.

Dat deze reflectie ontbreekt in het ontwikkelproces van nieuwe datatoepassingen is op zich reden tot actie. Maar dat het ook heeft ontbroken in de opstelling van wetten waaraan dergelijke innovaties vervolgens worden getoetst, is ronduit bedreigend voor het vertrouwen in de democratische rechtsstaat. Het is tot daaraan toe dat overheid steeds vaker over de Nederlandse wet struikelt. Maar dat nationale wetgeving moet worden teruggefloten door Europese, is ontoelaatbaar.

Wat het geheel een onmenselijk tintje geeft is niet alleen de opportunistische kilheid waarmee de overheid gewoon probeert hoe bont ze het kan maken. Ook de collateral damage die haast achteloos juist de zwaksten treft stemt tot nadenken.

De overheid doet er goed aan zich te realiseren dat zij slechts kan functioneren zolang het volk haar vertrouwt; dat vertrouwen krijgen begint met vertrouwen geven; en dat burgers a priori behandelen als fraudeurs haar eigen functioneren per definitie ondermijnt.

We zouden kunnen beginnen met een veilige website waar bezwaarde ambtenaren hun ethische zorgen over projecten anoniem kunnen ventileren. Als werknaam is: ‘www.hier-klikken.nl‘ wellicht een idee. Dat zal die SyRI-ontwikkelaars in elk geval aanspreken.

Louis Huyskes

Grootschalige dataverwerking kan gemakkelijk leiden tot maatschappelijk onacceptabele gevolgen. De kniepeesreflex daarbij is méér wet- en regelgeving. Tommy Wieringa pleitte in deze krant voor meer moreel besef. Maar hoe dan? Het wordt tijd om ethiek serieus te nemen in deze discussie. Niet als academische oefening in de board room, maar als praktisch gereedschap op de werkvloer.

Big data en Artificial Intelligence (AI) leiden gemakkelijk tot gevolgen die we als democratische rechtstaat onacceptabel vinden. Dat geldt niet alleen voor het bedrijfsleven, maar ook voor de wet- en regelgever zelf. Zo laat de rechtszaak over SyRI (Systeem Risico Indicatie) zien hoe het in dataverwerking ook met de beste bedoelingen flink mis kan gaan.

SyRI zoekt onder andere naar uitkeringsfraude. Daartoe heeft SyRi toegang tot een enorme hoeveelheid persoonsgebonden data. Zoals de Raad van State het zei is er voor SyRi “nauwelijks een persoonsgegeven te bedenken dat niet voor verwerking in aanmerking komt”.

Nu vinden we bijstandsfraude in Nederland over het algemeen niet acceptabel. Prima, maar vinden we deze digitale klopjacht dan wél acceptabel? Momenteel ligt deze vraag bij de rechter. Maar daar hoort ze niet.

Grenzen aan de wet

Allereerst omdat toetsing aan de wet pas plaatsvindt als de datatoepassing al af is. Dat is te laat om ongewenste impact van data-toepassingen nog op te sporen. Recent stelde VVD-kamerlid Jan Middendorp daarom voor om ook het ontwikkelproces van Artificial Intelligence zelf aan regels te onderwerpen. Wat ons brengt bij bezwaar twee.

Wet- en regelgeving reflecteren niet wat we als samenleving wel willen maar vormen juist de grens met wat we echt niet willen. Dat laat alle ruimte voor grijs gedrag. Dataverwerkende organisaties zoeken die ruimte per definitie op; commerciële organisaties onder commerciële druk; overheidsinstanties onder druk van politieke agenda’s. Dat is voor (toezicht op) het ontwikkelproces van AI niet anders. Integendeel: wat we gaan zien is dat ontwikkelaars ook dáár massaal de rand van de regel zullen opzoeken.

Maar het belangrijkste punt is dat de vraag wat we allemaal acceptabel vinden geen juridische vraag is, maar een morele. Als er in het ontwikkelproces van SyRI ruimte was geweest voor een basale ethische reflectie op doel en middelen, dan was het nooit tot een rechtszaak gekomen.

Stop, listen, what’s that sound?

Dat ontwikkelproces biedt momenten genoeg om even stil te staan bij de impact van een AI-project. Wie bij elke keuze in het ontwikkelproces even checkt op ethische wenselijkheid en mogelijke ongewenste gevolgen daarvan voor de samenleving, eindigt met toepassingen waar we als mens en maatschappij wél wat mee opschieten. En dat is gemakkelijker te realiseren dan menigeen denkt. Een paar startpunten:

HTi vond tijdens werksessies dat in een commerciële organisatie het overgrote merendeel van medewerkers tegen ethische dilemma’s aanloopt en daar om verschillende reden eigenlijk niets mee doet. Driekwart heeft bijvoorbeeld geen idee wat het morele kompas van hun organisatie is. Wie dat wel weet, ervaart het als te vaag voor houvast. Veruit de meesten weten vervolgens niet of (en zo ja: waar) je je gerede twijfels veilig neer kunt leggen in de organisatie.

Start de Ethical Journey

Dat geeft een to do lijst. Even als Ethical Journey neergezet: 1 – Heeft onze organisatie een morele leidraad? 2 – Is ze inhoudelijk voldoende bekend? 3 – Maakt ze je mensen daadwerkelijk besluitvaardig? 4 – Is de benodigde reflectie ook ingebouwd in werkprocessen? 5 – Betrekken wij onze klanten, partners en andere stakeholders in de ethische zoektocht? 6 – Leveren we bewijslast aan voor welwillendheid, integriteit en competentie? 7 – Kunnen onze mensen hun morele twijfels veilig in de organisatie kwijt? 8 – Weten ze ook waar? 9 – Is het leren en acteren daarop in de organisatie geborgd?

De Moraal

De vraag wat er mag is ingehaald door de vraag wat we als samenleving willen van technologische innovatie. Achteraf leunen op de rechter levert situaties op die onacceptabel zijn voor mens en maatschappij. In plaats van nog meer wet- en regelgeving lijkt het nu eerst tijd voor een gezamenlijk framework voor ethische reflectie vóóraf.

Gezien de Ethical Journey hierboven is er met relatief eenvoudige ingrepen al een wereld te winnen. Niet alleen voor burger en consument maar ook voor de dataverwerkende bedrijven en organisaties. Te beginnen met die van de overheid zelf.

Louis Huyskes

In plaats van ons af te vragen wat er kan of mag, is het moment gekomen de vraag te stellen wat wij als mens en maatschappij eigenlijk willen van technologie.

Het belang van vertrouwen in (data-)innovatie heeft nog nooit zo onder druk gestaan als nu. Media wijzen op de reële schade aan het functioneren van democratie en rechtstaat. Het gemak waarmee big tech organisaties miljardenboetes ophoesten uit de kwartaalresultaten lijkt te betekenen dat die bedrijven nu effectief boven de wet staan. In dataverwerkende organisaties is het reputatieschade nu zorg nummer één bij het lanceren van nieuwe applicaties. Het lijkt van groot maatschappelijk belang het vertrouwen in innovatie te herstellen.

Een jaar na de introductie van AVG/GDPR zoeken politiek, media en de tech-sector zelf de oplossing daarvoor in nóg meer regelgeving. De vraag is evenwel of we daar de strijd om het vertrouwen mee winnen. Daar lijkt het niet op. Allereerst omdat ze complementair zijn aan vertrouwen: waar regels zijn, schiet vertrouwen blijkbaar tekort. Ten tweede omdat regels niet zozeer onze idealen reflecteren, maar grenzen stellen bij wat we echt onacceptabel vinden: er zit dus nogal wat ruimte tussen compliancy en vertrouwenwekkend gedrag. Ten derde lopen wet- en regelgeving per definitie achter op de razendsnelle ontwikkelingen in technologie.

NRC geeft in haar redactioneel van afgelopen vrijdag een interessante opening aan deze discussie. De krant wijst op het tekort aan ethische reflectie bij data-innovatie. En inderdaad: het is niet langer de vraag wat er kan of mag met technologie. Het is hoog tijd om ons af te vragen wat wij als mens en maatschappij eigenlijk willen van technologie. Wanneer vinden we technologie van waarde? En voor wie? Hoe maken we daar keuzes in? Dat is het terrein van ethische reflectie.

De vraag wat we van technologie willen levert innovatie op die in ons aller belang is, in plaats van slechts een commercieel belang. En consequent handelen in het belang van de ander is precies wat vertrouwen bij die ander genereert. Net als in de liefde.

De vraag wat we willen van techniek geldt bovendien voor iedereen, ongeacht rol of functie in de samenleving. Ze geldt voor burgers en consumenten, voor ambtenaren en politici, voor bazen en medewerkers in bedrijven. Op die manier doorbreekt ze de starre tegenstellingen tussen overheid, bedrijfsleven en consument. Nu alleen nog even zorgen dat iedereen die vraag ook gaat stellen.

Wat dat betreft hebben we de maatschappelijke wind in de zeilen. Nog nooit in de moderne geschiedenis zijn ethische overwegingen zo hip geweest als nu. De nieuwe generaties (Y en Z) zoeken in werk méér dan hun voorgangers naar zingeving, betekenis en gedeelde waarden. Olieconcerns zien dat hun grootste uitdaging niet langer in de grond zit maar in de schoolbanken: wie wil er nou nog werken voor big oil? Unilever is onder bewind van voorman Paul Polman een aanzienlijk duurzamer koers gaan varen, ver vóórdat wet- en regelgeving daar om ging vragen.

Dan is er de noodzaak van versnelling. Samenwerken vanuit vertrouwen innoveert veel sneller dan samenwerken via de afdeling legal. Het snelste vinkje voor goedkeuring van hogerhand is géén vinkje. Time-to-market bij productontwikkeling is nu zó kort dat vertrouwen tussen partijen hier een serieus concurrentievoordeel kan betekenen. En dan loont het als p[artij te vertrouwen te zijn.

Tenslotte is er weer de consument, die (data-)diensten krijgt aangeboden die hij niet kan begrijpen of beoordelen. Uit marketingliteratuur weten we dat in complexe aankoopbeslissingen het vertrouwen in merk en maker belangrijker zijn. Aanbieders hebben een zakelijke reden om dat vertrouwen te ontwikkelen.

Caroline Cadwalladr, journalist van de Guardian, onderzocht de invloed van Cambridge Analytica op opinievorming tijdens Brexit en de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Zij vroeg in een recente TED-talk over dat onderwerp aan professionals in Silicon Valley of dit is wat zijn willen maken met hun kennis.

Maar begin rustig wat kleiner. Bijvoorbeeld door je kinderen, buren en vrienden te vragen wat zij de komende tien jaar eigenlijk willen van technologie.

En wat wilt u zelf eigenlijk?

Louis Huyskes (MSc, MBA) is merkontwikkelaar en board member van humanandtech.com

VVD-kamerlid Jan Middendorp komt met voorstellen voor méér toezicht op toepassingen van algoritmen in datadiensten. Hij lijkt daarmee een stellig antwoord te geven, maar helaas op de verkeerde vraag.

De angst voor onbedoelde impact van algoritmen op mens en maatschappij is niet denkbeeldig. De voorbeelden van discriminatie bij hypotheekaanvragen, sollicitatieprocedures en uitkeringen kennen we allemaal. Het huidige toezicht daarop geeft niet het gewenste vertrouwen in data-innovatie. Het is evenwel de vraag of méér toezicht daar iets aan gaat veranderen.

Grenzen aan toezicht

Want waar zien we dan op toe? Eigenlijk alleen op naleving van regels, bijvoorbeeld de huidige AVG/GDPR. Maar wie wettelijke grenzen stelt, creëert de neiging ze op te zoeken. Dat verander je niet met méér toezicht.

Daarbij, in de handhaving van AVG wordt meer gekeken naar de toestemming voor gebruik van data dan naar de precieze aard van dat gebruik. Een data-applicatie kan dus volledig compliant zijn en toch iets doen wat we niet als eerlijk en juist ervaren.

En wie zou dat toezicht vervolgens moeten doen? De huidige capaciteit voor handhaving schiet nog steeds tekort. Van de 1.500 klachten die de Autoriteit Persoonsgegevens tussen mei en november 2018 maandelijks te verwerken kreeg, bleef 40% liggen. Sindsdien lijkt het maandelijks aantal ‘tips’ verdubbeld. De organisatie niet.

Middendorp schuift hier accountancy firma’s naar voren. Maar wie de kranten leest vindt die sector misschien niet de eerste keus als hoeders van ethisch toetsing. En het zal ook geen snelle of goedkope keuze zijn, wat onnodige druk legt op de noodzakelijke snelheid en competitiviteit van innovatie.

En dan het belangrijkste: wie wil er nou toezicht? Toezicht kost geld, beperkt creativiteit en remt het innovatietempo. Het voelt ook slecht: toezicht wordt pas ingezet als individuele verantwoordelijkheid niet leidt tot gezamenlijke. Toezicht is voor maatschappelijke losers.

Dat dus niet. Maar wat dan wel?

Ethiek als motor van innovatie

Innoverende organisaties zouden zichzelf veel tijd en geld besparen door ethische reflectie een vaste plaats te geven in innovatieprocessen. Niet als rem, maar juist als motor van innovatie. Daarvoor zijn inmiddels tal van mogelijkheden beschikbaar. Zo introduceerde de ECP de AIIA, (Artificial Intelligence Impact Analysis), die is bedoeld om vooraf de maatschappelijke impact en risico’s van innovaties te toetsen. De DenkTank Innovatie & Vertrouwen (samenwerking van mensen bij Achmea, KPN, Rabobank en Schiphol) ontwikkelde de Trust Canvas, die de waarde van ethische reflectie en vertrouwen beschikbaar wil maken voor zakelijke besluitvorming. Voor wie het denkwerk liever uitbesteedt is er een onafhankelijke ethische commissie voor innovatie en technologie in oprichting. Het wachten lijkt op een app.

Naar een Europees model

Wat ons brengt bij een mogelijke ‘bigger picture’: de vraag die Middendorp had moeten stellen gaat niet over ‘mogen’ maar over ‘willen’: nu technologische innovatie een immense
scheppende kracht in ons bestaan is geworden, dienen wij ons vooral af te vragen welke waarde wij willen dat die kracht precies voor ons schept.

Als we kijken hoe de twee grootmachten in technologie die vraag beantwoorden, dan zien we dat Amerika vooral kiest voor commerciële waarde (geld) en China voor politieke (controle). In Europa lijken we heel eigenwijs juist het belang van het individuele burger voorop te zetten: blijkbaar willen wij als samenleving dat technologische innovatie allereerst menselijke waarde voor ons creëert.

Met die visie scoort Europa momenteel hoge ogen in de rest van de wereld. Tal van tech-bedrijven stelt staffunctionarissen ethiek aan. Tim Berners-Lee, gezien als bedenker van het internet, is een internationale organisatie gestart die internet ‘willen teruggeven aan de burger’. California ziet de beschermende gedachte achter AVG als leidend voor toekomstige wetgeving. En in landen waar de digitale golf nog aan moet komen is de Europese visie populair leesvoer voor overheden.

Dat maakt de vraag wat wij willen van technologische innovatie natuurlijk een prima strategische leidraad voor organisatie die de wereld willen veroveren. Maar vóór we de wereld intrekken: als je morgen in Europa wilt mee-innoveren, kun je beter stoppen met denken in termen van toezicht. Omarm in plaats daarvan ethiek als motor van innovatie. Dat geeft snellere, goedkopere en betere resultaten dan toezicht. En dat is mooi.

Want het immers gaat niet om beter toezicht. Maar om betere innovatie.

Louis Huyskes is board member van het Human and Tech institute.

De mate waarin bedrijven momenteel hun klanten vragen om servicemedewerkers te beoordelen lijkt meer te kosten dan op te leveren. Het probleem is dat de werkelijke kosten verborgen zijn en de betrouwbaarheid van de opbrengsten twijfelachtig. In 4 punten naar een nieuw model.

Er is natuurlijk een grens aan de hoeveelheid feedback die je aan je klanten kunt vragen. Dat punt lijken we inmiddels ook flink voorbij: ik durf te stellen dat de response op die hausse aan feedbackverzoeken inmiddels lager ligt dan die op ongeadresseerde DM. Representatief is het allang niet meer.

Waarom doen we het dan? Nou ja, versturen en verwerken van enquetes is allemaal gautomatiseerd dus 2 miljoen man spammen kost vrijwel niks. Waarom zou je het als organisatie dan niet doen? Om een aantal redenen.

Om te beginnen staan tegenover die lage kosten nog veel lagere opbrengsten aan betrouwbare informatie. Servicemedewerkers zijn niet achterlijk en vragen standaard of de klant tevreden is en zo ja of we hen dan een goede beoordeling willen geven in de enquete, “…want zo werkt dat nu eenmaal meneer.”

Ten tweede zegt al dat geïnstitutionaliseerd geklik iets over de organisatie: blijkbaar hebben ze maar weinig vertrouwen in hun eigen mensen. Is dat omdat die mensen nu eenmaal niet deugen of is dat omdat die organisatie überhaupt argwanend tegenover anderen staat? Geen idee, maar in beide gevallen inspireert de club maar bar weinig vertrouwen van mij in hen.

En dan is er natuurlijk het negatief effect op de klantrelatie. Weet zo’n bedrijf echt zeker dat het onpersoonlijk volautomatisch spammen van hun klanten de beste weg is naar mijn waardering en respect voor hen? Of zou het kunnen dat klanten ook dáárom adblockers en junkfilters installeren?  Fijne relatie is dat, als de een z’n steeds harder z’n best doet om de ander te ontlopen en de ander daarom steeds nog opdringeriger wordt.

De Wet van de Laagst Gedeelde Waarde

Toch doen steeds meer bedrijven mee aan dit geklik. Je zou dat de Wet van de Laagst Gedeelde Waarde kunnen noemen: een bedrijfsactiviteit die geen eigen cash flows genereert, beweegt in uitvoering naar het laagst mogelijke niveau. En omdat dat die Wet voor de hele markt geldt, jaag je ook geen klanten naar de concurrentie. Daar is immers ook naadje.

Wat kan er wél?

‘Maar we kunnen toch toch niet achterblijven?’ hoor je dan als excuus. Hmmm, je zou ook vooróp kunnen lopen. In markten die drijven op differentiatie en toegevoegde waarde is dat misschien helemaal niet zo’n gekke gedachte. Vier punten om de opbrengsten van klantcontact te vergroten:

1 – Zie klantenservice niet als noodzakelijke kostenpost, maar als het moment dat klanten beslissen of ze u vertrouwen. Of niet. Vertrouwen leidt tot hogere loyalty, vergevingsgeszindheid bij tegenvallers en de bereidheid meer persoonlijke data te delen. Kassa.

2 – Ontsluit de inzichten die alleen servicemedewerkers hebben. Waarom marktonderzoeksbureaus betalen voor klantinzichten die uw eigen mensen al hebben? Nodig die medewerkers uit om hun kennis te delen. Eén op één, in weekplanningen of periodieke themasessies voor een breder gezelschap.

3 – Zie klanten als gelijken. Die geef je geen voorgeprogrammeerde multiple choice questionairs van een half uur, maar leg je één (of drie) splijtende open vragen voor, die echt uitnodigen tot mee denken over belangrijke issues. Geef waar mogelijk antwoord.

4 – Handel vanuit vertrouwen in je eigen mensen. Klanten hebben waarschijnlijk meer vertrouwen in organisaties die hen niet voortdurend vraagt te klikken over mensen die hen zojuist zo goed hebben geholpen.

Maar goed, eerst maar eens even kijken wat iedereen daar van vindt. Wat denk je: anoniem webpaneltje tegenaan gooien? Kost niks.

En er komt altijd wel wat uit.

In het artikel ‘Voor big tech draait alles nu om vertrouwen’ van vrijdag 15 februari, stellen grote high tech bedrijven dat vertrouwen in innovatie van doorslaggevend belang is voor mens, markt en maatschappij. Daarin hebben zij gelijk. Tevens stellen zij dat de technologische sector nu massaal inzet op het begrip vertrouwen. Dat hebben ze mis.

Bedrijven die in het artikel worden geciteerd hebben het niet over vertrouwen, maar over regelgeving, cybersecurity en transparantie. Dit zijn alle factoren die om de hete brij van vertrouwen heen draaien. Net zoals verplichte keurmerkjes op kippenvlees niks vertellen over dierenliefde bij de supermarkt.

Vertrouwen is een attitude die ontstaat ontstaat uit twee factoren: consequent zijn (zeggen wat je doet en doen wat je zegt); en het belang van de ander steeds als begrenzing van het eigenbelang hanteren. Of, zoals Prof Dr B. Nooteboom het definieert: ‘Ik vertrouw een ander wanneer ik kwetsbaar ben voor diens handelen maar geloof dat mij geen grote schade berokkend zal worden.’

Hoe actueel in deze tijden van privacy zorgen, ondoorzichtige algoritmen en een massale maatschappelijke impact van slechts een handjevol bedrijven!

De opties: in de USA is het belang van individu en burger ondergeschikt aan het commercieel belang. In China is het ondergeschikt aan het belang van het collectief. Vreemd, want het vertrouwen van burger en individu win je toch alleen door het belang van burger en individu voorop te zetten.

Dat vertrouwen is evenwel niet afdwingbaar met meer regelgeving, cybersecurity en transparantie. Net als in de liefde moet je het gewoon verdienen door in alles te laten zien dat je het belang van je omgeving begrijpt en serieus neemt. In geval van een innoverend bedrijf begint dat met een eigen, herkenbare set ethische opvattingen als basis voor innovatie.

Voor big tech is het daarom zaak om de waarde van ethiek op te nemen in het businessmodel. Want als het in het bedrijfsleven ergens om draait, dan is het gewoon geld verdienen.

Louis Huyskes is merk- en organisatiestrateeg en board member van het Human & Tech institute

Zorg dat je de disruptie 3 stappen vóór blijft.

We staan voor tijden van immense veranderingen. Over 5 jaar bestaat Facebook niet meer. Dan is Google een stukje digitale infrastructuur van de overheid. En een nog onbekend bedrijf heeft als eerste de Y15 triljard grens in beurswaarde gepasseerd.

Iets dichter bij huis: morgenochtend kan een disruptieve technologie opstaan die jouw business model obsoleet verklaart. Of, zoals Annie MG Schmidt liet zingen: ’…Kan ook nog vandaag’.

Hoogste tijd dus om onze huidige aannames eens tegen het licht te houden. Maar doen we dat ook allemaal? Niet echt. De meeste bedrijven doen alsof alles voorlopig wel bij het oude zal blijven. En dat is bedrieglijk. Immers, disruptie van jouw sector ontstaat nooit in jouw sector. Maar altijd in je blinde hoek. Kijk maar:

  • Taxibedrijven worden niet beconcurreerd door het OV. Maar door een IT-platform.
  • McDonalds ligt niet wakker van het succes van concurrent Burgerking. Maar van de
  • Vegetarische Slagers en andere beef bashers die overal als vegetomane paddestoelen uit de grond schieten.
  • De grootste uitdaging voor Shell zit niet langer in de grond maar in de schoolbanken: welk jong talent wil er nou nog voor Big Oil werken?
  • En FaceBook gaat met de Libra het betalingsverkeer van banken overnemen. Mondiaal, nog dit jaar.

In 1960 schreef Theodore Levitt in zijn iconische stuk ‘Marketing Myopia’ dat er twee manieren zijn om je te wapenen tegen disruptie: een excellente capaciteit of een excellente marktdefinitie ontwikkelen. Ik denk dat daar anno nu een derde factor bij mag: excellente maatschappelijke impact. Concreet: wat is de tastbare bijdrage die jouw producten en diensten leveren aan het verbeteren van deze wereld?

Ach, hoor ik iedereen zuchten, leuk hoor maar dat werkt voor ons niet. We weten heus wel dat purpose driven bedrijven het consequent bovengemiddeld doen in hun sector. Maar hoe doe je dat als je minder scrupuleuze concurrenten in je broekspijp hebt hangen en inhalige aandeelhouders elk kwartaal opnieuw in je nek hijgen? En dan: hoe kunnen we met al die Europese regelgeving überhaup concurreren met tech-grootmachten als USA en China?

Maar wat is een betere wereld? Daar raken we wellicht de kern van de zaak. Volgens mij is dat niet wat Brussel, McKinsey of Greenpeace vindt. Maar wat we zelf vinden. U en ik. Daar dient technologische innovatie te beginnen. Helaas hoor ik om mij heen verzuchten dat ‘het zo niet werkt’: we ervaren de krachten van technologie en markt als machtiger dan die van mens en organisatie. Alsof

Om mij heen hoor ik evenwel de verzuchting dat data-innovatie, commercie en aandeelhouderswaarde de plek van Onze Lieve Heer hebben ingenomen. Dat klopt niet, maar ik begrijp het wel:

Tijdens de Verlichting in de 18e eeuw hebben we als mensen God van de troon gestoten om er zelf op te gaan zitten. Deze bevrijding heeft een enorme stroom innovatie in beweging gezet en uiteindelijk de samenleving als geheel naar een hoger plan getild. De dictatuur die ons vandaag tegenhoudt is die van technologie en economie. In wat ik maar even de Neo Verlichting noem, zouden we deze wederom kunnen inwisselen voor onszelf: de menselijke maat. Een Neo Verlichting Deze zouden we kunnen inwisselen voor de menselijke maat. In het belang van ons allemaal begint deze Neo Verlichting bij de individuele mens. Bij jou dus.

Heb je twee minuten? Vraag je dan vrijblijvend het volgende even af:
– (Samenleving) Wat wil jij eigenlijk dat technologie toevoegt aan ons bestaan?
– (Organisatie) Waar liggen maatschappelijke en economische waarde voor jouw organisatie in elkaars verlengde? En waar zou dat beter kunnen?
– (Project) Hoe kan maatschappelijke waarde bij jullie een ijkpunt zijn voor commerciële innovatie?
– (Individu) Welke overtuigingen en talenten laat jij op dit moment thuis als je naar je werk gaat? En waarom eigenlijk?

Dus als je deze verandering niet voor jezelf wilt inzetten, doe het dan voor anderen. Te beginnen met je baas.

Louis Huyskes (Ahelpingbrand) is merk- en organisatie-ontwikkelaar en lid van het Human and Tech institute.

Donderdag 22 november jl. was de conference Trust Me! Met de vier deelnemende bedrijven aan de DenkTank Innovatie & Vertrouwen hebben we de hele dag van gedachten gewisseld over de verschillende uitdagingen die de verdere digitalisering met zich mee brengt en hoe dit zijn impact heeft op het (te behouden) vertrouwen. Techniek kan immers een wonder zijn en heel veel mogelijk maken, er is echter ook een keerzijde waarbij onbedoelde consequenties ons lang kunnen achtervolgen. Naast specifieke cases van de verschillende bedrijven zijn op deze dag zijn ook de uitkomsten (producten) van de DenkTank Innovatie & Vertrouwen gepresenteerd.

Er wordt geen specifiek verslag van de bijeenkomst gemaakt. De bevindingen en feedback worden wel verwerkt in een Action Paper die later verschijnt. Tijdens de dag was Hajo de Reijger aanwezig om met zijn tekeningen een verslag te maken van de dag. Deze tekeningen vindt je in chronologische volgorde hierboven.

 

Ethisch verantwoord ondernemen is hot. Overal verschijnen lijstjes met Ethische Geboden, die je als team gewoon kunt afvinken. Er is zelfs een app voor. Maar is al dat ethisch gemak wel effectief? En wat vinden we eigenlijk zelf?

Kort geleden lanceerde Deepmind haar Ethics Principles. Deepmind is een artificial intelligence (AI) ontwikkelaar en sinds 2014 onderdeel van Google. Gezien het maatschappelijk disruptief karakter van deze denksport is het natuurlijk prettig te weten dat het bedrijf nadenkt over (onbedoelde) consequenties van haar uitvindingen, vóór de disruptieve toestanden uitbreken.

Maar eerlijk gezegd vertrouw ik de aanpak voor geen bit.

Allereerst zijn regels en principes per definitie het eindpunt van een discussie. Terwijl in een constant veranderende omgeving die discussie natuurlijk juist moet doorgaan. Vooruitgang vergt een permanente dialoog in het hart van de organisatie. Zeker als die vooruitgang sneller gaat dan de organisatieplanning bij kan benen.

Ten tweede kweken regels de onbedwingbare neiging om de grenzen daarvan op te zoeken. Ethische dilemma’s vergen vaak een afweging tussen onvergelijkbare waarden: gaan we voor maximaal nut voor zoveel mogelijk mensen; hoe belangrijk vinden we autonomie van het individu; en hoe willen we zelf eigenlijk behandeld worden? Dit soort dilemma’s wil je niet vangen in de zwart-witte schijnzekerheid van goed of fout.

Tot slot omdat in het bedrijfsleven de commerciële krachten nu eenmaal de grootste zijn in besluitvorming. Zo blijkt hetzelfde Google waartoe Deepmind behoort, momenteel bereid om China tegemoet te komen met een gecensureerde versie van haar zoekmachine. Hoe klets je dat aan elkaar?

Maar is die discussie ook niet eigenlijk de taak van de politiek? You wish: de geschiedenis leert dat de politiek ons ook niet graag vóórgaat in maatschappelijke verbetering. Integendeel. Senator Obama was pas vóór het homohuwelijk toen de kiezers dat ook waren. Eerder niet.

http://time.com/3816952/obama-gay-lesbian-transgender-lgbt-rights/

Als we willen dat deze noodzakelijke discussie gevoerd wordt, dan kunnen we er maar het beste zelf mee beginnen. Wij dus. U en ik. En dat is ook wel zo overzichtelijk. Als het kan op kantoor, maar begin gerust aan de keukentafel. Stel gewoon de vraag wat we eigenlijk willen van die voortrazende technologische vernieuwing; schrijf er een stukje over; of like er eentje op social media. Deze bijvoorbeeld.

Wie verandering wil, kan het beste thuis beginnen. Zo simpel is het.

Daar hebben we geen kunstmatige intelligentie voor nodig.

(Louis Huyskes is lid van de Denktank Innovatie & Vertrouwen)

Slimmer dan Artificial Intelligence.

De tijden dat de marketeer het nog met zijn eigen intelligentie moest doen liggen inmiddels ver achter ons. Artificial Intelligence (AI) is niet meer weg te denken. En moeilijk is het ook niet meer: bij fast.ai in San Francisco kun je in 7 weken Deep Learning leren en als AI-progammeur aan de slag. De vraag rijst: hoe beheersen we al die kunstmatige slimheid? 4 Actiepunten.

Stel je zoekt een potentiële levenspartner. De historische methode is inschakeling van het -vaak rijkelijk met alcohol overgoten- sociale circuit. Sinds kort is het serieus de vraag of je zo’n belangrijke zaak niet beter kunt overlaten aan de droge benadering van Artificial Intelligence (A.I.).

De argumenten vóór zijn genoegzaam bekend: A.I. legt diepere verbanden, vergeet niks en is consequent. De argumenten tegen zijn wat ingewikkelder en gelden ook voor marketeers die hun klanten beter willen leren kennen. A.I. is al niet meer weg te denken uit marketing. Alle reden dus om de valkuilen ervan preventief te willen dichtgooien.

De eerste van die valkuilen is de veranderlijkheid van de mens. Wij leren van ervaringen en worden van die ervaring feitelijk een ander mens. Iedereen die na een dronken date wel eens een intiem fotootje appte en dat ding later ineens tegenkwam op internet, zal beamen daarvan te hebben geleerd. Voor het systeem blijf je evenwel tot in lengte van dagen onlosmakelijk met dat plaatje verbonden.

Het tweede punt betreft de mening van de massa. A.I. verheft het gedrag van de gemiddelde mens tot ethische norm. Neem zelfrijdende auto’s: A.I.-programmeurs moeten beslissen wie er bij een onafwendbare botsing de pineut is. De gemakkelijkste oplossing is programmeren wat de meeste automobilisten eerder in vergelijkbare situaties hebben gedaan. Toegepast in de liefde (of marketing) betekent dit evenwel het doodsteek voor je onderscheidend vermogen. Immers, als iedereen zich gedraagt als de rest, waarom zou iemand dan kiezen voor jou?

Dan is er de ondoorzichtigheid van A.I.. Het idee van zelflerend is dat je vooraf niet weet hoe het systeem zich zal ontwikkelen. Achteraf herleiden van beslissingen is ook lastig. In de liefde is dat wellicht heel romantisch. Maar een klant wil je graag glashelder kunnen uitleggen waarom ‘computer says no’, liefst vóór hij heeft rondgetwitterd welk onrecht jouw organisatie hem heeft aangedaan.

Kort gezegd is er alle reden om zelf te blijven nadenken. Daarbij zijn vier zaken handig:

  1. Weten waar je als merk of organisatie voor stáát: stel bij de ontwikkeling of implementatie van datatechnologische projecten vooraf duidelijke principes op. Dat mogen de kernwaarden van de onderneming zijn, de Code of Conduct of zelfs een inspirerende purpose of positionering. Als het maar richtinggevend, consistent en werkbaar is.
  2. Je afvragen wat je als mens eigenlijk wilt van de nieuwe technologie. Begin aan de eettafel met je kinderen. Breidt uit naar de koffieautomaat op je werk. Wees niet verbaast als je plotseling zeer serieus genomen wordt. Neem dit mee in het innovatiedesign.
  3. Klaar zijn voor eventuele gevolgen van je innovatie: maak bewust shit-hitting-the-fan scenario’s. Bepaal tot waar de organisatie zich verantwoordelijk voelt. En ontwikkel je contingency plans vooraf.
  4. De mens in de medewerker naar voren halen. De strijd tussen het individuele geweten en het corporate belang is maar zelden een gelijke. Door die eersten de ruimte te geven, stijgt de vertrouwenswaardigheid van de organisatie als geheel. Bedenk bijvoorbeeld dat de A.I.-programmeur als eerste met ethische dilemma’s te maken krijgt. En doe er je voordeel mee.

Tot slot: leg je overwegingen vast. Als er ellende komt van je A.I.-applicatie (en die komt er) dan scoort aantoonbare helderheid en consistentie vóóraf meer punten dan welke verklaring achteraf ook.

Net als in de liefde.

Louis Huyskes is board member Human and Tech institute (HTi)